Een van de gemeentes waar Paulus deze boodschap van het komende vrederijk bracht, is Efeze. Hij wijst de broeders en zusters op het burgerschap Israëls, lees maar;
Efeze 2: 12 Dat gij in die tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. 13) Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waard, nabij geworden door het bloed van Christus.
Wanneer we Romeinen 9 lezen, dan zien we de diepere betekenis van het woord Israël: vers 4 zegt; Welke Israëlieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden en de wetgeving en de dienst Gods, en de beloftenissen.
Het is niet zo dat het burgerschap Israëls iets nieuws is, als zou het te tijde van Paulus zendingsreizen zijn ingesteld, nee, we lezen in Genesis ook al over "het burgerschap", ik bedoel; toen het volk Israël uit Egypte vertrok, sloten er zich mensen bij hen aan uit andere volkeren, deze mensen beseften dat de God van de Hebreeën, de ware God is. In de Thora lezen we dan ook dat voor deze mensen dezelfde leefregels van toepassing zijn, waarmee zij zich hebben gesteld onder het burgerschap Israëls.
Dat dit burgerschap van alle tijden is , ligt besloten in Zijn doel met de mensheid, en geldt vanaf het begin van de schepping, ja ook voor hen die voor de zondvloed hebben geleefd en de belofte van onze Schepper hebben geloofd, en daar naar hebben geleefd, denk aan bijvoorbeeld Adam en Eva, Abel, Henoch en Noach, en zovele anderen.
Om God te leren kennen, is het dus nodig te weten welke Zijn geboden en inzettingen zijn, kort gezegd; de leefregels die horen bij het burgerschap Israëls. Deze geboden en inzettingen zijn verwoord in de eerste vijf bijbelboeken, ook wel de Thora genoemd.
Romeinen 9: 6 geeft een verdere aanduiding: "Doch ik zeg dit niet alsof het woord Gods ware uitgevallen. Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn; 7): Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen, maar: In Izaak zal u het zaad genoemd worden. 8): Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend.
We lezen dus dat zij die geloven in de beloften van de Vader, kinderen Israëls zijn. Denk aan Abraham, hoe hij de beloften van de Vader geloofde! Paulus spreekt van een wolk van getuigen.